Eigenaren van de molen

1675-1717 Gerrit Janszoon Blonk ovl. 1717

 

1717-1735 de erven Blonk: Martijntje Maartense Blonk, weduwe van Gerrit Janszoon Blonk, haar zoon Maarten Gerritsz Blonk en haar dochter Grietje Gerrits Blonk, gehuwd met Cornelis van Tol                       

 

1735-17…Martijntje Maartense Blonk. Weduwe van Gerrit Janszoon Blonk, en haar zoon Maarten Gerritsz Blonk Op 31 maart draagt Dirk Cornelisz van Wijk, gehuwd met Grietje Cornelisse van Tol (erfgename van haar ouders Cornelis van Tol en Grietje Gerrits Blonk) de helfte van een steene windcoornmolen met desselfs huis en erve daer annex” over aan moeder en zoon Blonk, die de andere helft al bezitten uit de nalatenschap van hun man respectievelijk vader. De waarde voor die helft van de molen werd getaxeerd op 3250 gulden; de hele molen moet op dat moment 6500 gulden waard zijn geweest.

 

17..-1766        Maarten Gerritsz Blonk

Na het overlijden van zijn moeder wordt Maarten Gerritsz Blonk de enige eigenaar van de molen. Hij vestigt zich in het dorp Bodegraven en zal dus de molen zelf niet bewoond hebben. Hij overlijdt aldaar in 1775 en heeft een tweetal andere molens in zijn nalatenschap. De Arkduif heeft hij dan reeds verkocht.

 

1766-1772 Hendrik Dam

Op 24 april 1766 draagt Maarten Gerritsz Blonk de molen over aan Hendrk Dam, woonachtig in Dinteloord en Prinsenland. Het betreft dan “een coornmolen met desselfs huysinge”. Het is niet duidelijk of met die huysinge” het woongedeelte van de molen bedoeld wordt of dat hier sprake is van een apart huisje nabij of aan de molen; de koopsom bedroeg 12.600 gulden. Hendrik Dam heeft de molen nooit zelf bemalen; waarschijnlijk was hij ook molenaar op een of meer molens in Nassau-Brabant. Als hij de molen een aantal jaren later weer verkoopt woont hij nog altijd in Dinteloord.

 

1772-1794 Timotheus Batenburg

In 1770 wordt Timotheus Batenburg al vermeld als woonachtig in Zwammerdam. In dat jaar betaalt hij 6 gulden windrecht voor het in werking hebben van een snuif- en tabaksmolen op het Noordeinde van Bodegraven. Het transport van de molen door Hendrik Dam aan deze Timotheus Batenburg vond plaats op op 28 juli 1772. De prijs, die Batenburg moest betalen was aanzienlijk lager dan zes jaar eerder, nl. 11.000 gulden. Timotheus Batenburg is in 1794 overleden.

 

1794-1855 Gijsbert Batenburg

Na Batenburgs dood ging de molen over op zijn zoon Gijsbert Batenburg. Gijsbert Batenburg was gehuwd met Margje Rietveld. Op 9 mei 1827 verdeelde Gijsbert Batenburg met zijn kinderen de gemeenschappelijke nalatenschap van Margje, die in 1820 overleden was. Zijn oudste zoon Timotheus was ook molenaar van beroep, terwijl een andere zoon, Gerrit, broodbakker was te Boskoop. Gijsbert Batenburg behoudt de steene windkoornmolen met huis en erf” en een boomgaard, op de Tocht onder Zwammerdam; het geheel wordt dan getaxeerd op 8000 gulden. Gijsbert Batenburg genoot veel aanzien in de gemeente Zwammerdam; hij was onder andere een aantal jaren raadslid en wethouder.

 

1855-1883 Matthijs Dam

Op 10 april 1855 verkoopt Gijsbert Batenburg de molen aan Matthijs Dam te Alphen. Waarschijnlijk was dit een familielid van Hendrik Dam, de vroegere eigenaar van de molen. Het molencomplex is dan behoorlijk uitgebreid geworden: een steenen windkorenmolen, waaronder woonhuis met zomerhuis, schuur, stalling, hooiberg, verder getimmerte, erve, tuin, bleekveld en dijk als beplante weg, op de Togt aan de Hoogen Rijndijk”. Daarnaast behoorde ook een boomgaard tegenover de molen, aan de andere kant van de weg, nog tot het geheel, dat voor 11.000 gulden in Dams handen overging. Matthijs Dam is op 11 februari 1883 in Zwammerdam gestorven.

 

1883-1902 Jaapje Zwijnenburg, weduwe van Matthijs Dam.

Op 28 november 1883 wordt de nalatenschap van Matthijs Dam verdeeld over zijn weduwe en zijn tien kinderen, waarvan er nog zes minderjarig waren. Het molencomplex, dat gewaardeerd werd op 13.550 gulden, werd aan Jaapje Dam-Zwijnenburg toegewezen.

 

1902-1912 Gerrit van der Werken sr, molenaar, overleden 1912

 

1912-1927 Gerrit van der Werken jr, molenaar, verkoopt de molen aan

 

1927-1944 Jacobus van der Boon Jz., graanhandelaar, verkoopt de molen aan

 

1944-1956 Johannes Leendert (Joop”) de Groot, graanhandelaar, verkoopt de molen aan

 

1956-1974 Johannes Cornelis Franciscus van Vliet, molenaar en graanhandelaar, verkoopt de molen in 1974- aan het Gemeentebestuur van Bodegraven, vanaf 2002- tevens eigenaar van de woning.

 

Tot 1902 werd de molen of de molenaarswoning bewoond door de eigenaar of eigenares. Na de verkoop door Jaapje Dam-Zwijnenburg in 1902 bleef haar zoon Willem Leendert Dam er nog wonen tot 1904; dan verdwijnt de hele familie uit het bevolkingsregister. Kennelijk is er dan een paar jaar geen bewoner. Pas in 1917 vestigt zich weer iemand op het adres van de molen, te weten Gerrit van der Werken jr met zijn gezin. Na zijn vertrek in 1927 komt Jan Willem Slotboom in de molenwoning, in 1931 gevolgd door zijn zoon Anton Slotboom, die er blijft wonen totdat in 1956 molenaar Van Vliet de molenwoning betrekt. Slotboom was behalve molenaar ook meubelmaker.

Na het vertrek van molenaar Van Vliet in 2001 werd de molen door de vrijwillige gediplomeerde molenaars L. van der Vlist, T.W. Feenstra, J. Vroege en D. Verweij gezamenlijk in bedrijf gehouden.

 

Van Vliet verkocht in 1974 de molen aan de gemeente Bodegraven (die in 2002 ook de naastgelegen woning aankocht) voor 1 gulden. Molenaar Van Vliet, bleef eigenaar en bewoner van het huis om en onder de molen tot de verkoop in 2002 aan de gemeente. Reden voor de gemeente om de molen aan te kopen:
Gezien het belang om dit monument voor ons dorp te behouden en met name gelet op de markante plaats, die de molen in het dorpsbeeld inneemt, komt het ons verantwoord en gewenst voor om tot deze aankoop te besluiten.”